Complementaire kleuren
Alle kleuren kun je op de kleurencirkel plaatsen.
En de kleuren kun je verdelen in warme en koele kleuren.
Als je complementaire kleuren gebruikt bij het schilderen, dan gebruik je slechts twee kleuren: een warme en een koele kleur.
Je kunt niet zomaar een warme en een koele kleur kiezen. De voorwaarde is dat de twee bij elkaar passen en samen een zwarte kleur maken. Dat betekent dat ze op de kleurencirkel tegenover elkaar moeten liggen.

Hiernaast zie je de twee kleuren pyrol scarlet (een warme rode kleur) en turquoise (een koele blauwe kleur).

Links zet je een rode stip en rechts een blauwe.
Daarna meg je de twee kleuren tot je een grijze, donkere kleur hebt en daarmee zet je een stip in het midden.
Dan voeg je wat rood toe aan het grijs en zet een stip tussen de rode en de grijze vlek. Daarna voeg je wat turquoise toe aan het grijs en zet een vlek rechts van het grijs.
Tenslotte verdun je de vlekken met een schone vochtige kwast naar beneden toe om een lichtere versie van elke vlek te krijgen

Behalve de heldere kleuren zie je dus een roodachtig grijs, een grijs en een blauwachtig grijs. Oftewel een warm grijs, een neutraal grijs en een koel grijs.
Uiteraard kun je dit verder uitwerken om meer verschillende grijzen te krijgen.
Met koele en warme kleuren kun je ook diepte suggereren. Warme kleuren komen naar je toe en koele kleuren wijken.
Hiernaast zie je een kleurencirkel met Cotman aquarelverf.
Het zijn 12 kleuren en steeds liggen twee complementaire kleuren tegenover elkaar.
Bijvoorbeeld viridian (een groene kleur) en alizarine crimson (een rode). Of lemon yellow en dioxazine violet.
