Theorie van het beperkte palet

Theorie van het beperkte palet

Twee kleuren rood, een koel en een warm, twee kleuren geel, een koel en een warm, en twee kleuren blauw, een koelen een warm

Kleur

Kleur karakteristieken

De kleurkarakteristieken zijn toonwaarde, temperatuur, staining, transparantie. Zij bepalen hoe de verf zich gedraagt bij het mixen.

Elke kleur bestaat uit een mix van de primaire kleuren. Een koel blauw bevat ook wat geel en een warm blauw bevat wat rood. Wil je heldere kleuren dan moet je zorgen dat de mix slechts twee kleuren bevat.

helderste violet krijg je met een warm blauw en een koel rood.
Beide kleuren bevatten geen geel, dus is de mix helder.

koel geel en een koel blauw geven een helder groen.
Beide kleuren bevatten geen rood.

warm rood en warm geel geven een helder oranje
Beide kleuren bevatten geen blauw.

Dat wil niet zeggen dat je altijd heldere kleuren wil mengen. De natuurlijke kleuren groen zijn vaak niet helder. Hiernaast zie je welke kleuren ontstaan als je de 6 kleuren mengt.

Op de diagonaal zie je de kleur ongemixt. Elke vierkantje geeft de mix van de kleur verticaal boven dat vierkantje en de kleur op dezelfde hoogte.
Ga na welke kleuren helder zijn en welke niet.

Samenvattend: Als e twee primaire kleuren mengt, krijg je een heldere nieuwe kleur. Meng je drie kleuren dan wordt de nieuwe kleur minder helder.
Als je een warme kleur blauw hebt is dit geen primaire kleur blauw. Er zit ook wat rood in. Een koele kleur blauw bevat zo ook wat geel. Wil je een heldere kleur dan mix je alleen kleuren, die twee dezelfde primaire kleuren bevatten.

koel blauw en koel geel

(B+Y ) + (Y+B) = B+Y is helder

koel blauw en warm geel

(B+Y) +(Y+R)= B+Y+R dus doffer

warm blauw en koel geel
UB en Citroen geel

((B+R)+(Y+B)=B+R+Y dus doffer

warm blauw en warm geel
UB en

((B+R)+(Y+R)=B+Y+R dus doffer

Aardkleuren zijn een mix van drie primaire kleuren. Gebrande sienna (R+Y+b) neigt naar oranje, raw sienna (Y+B+r) neigt naar geel/groen en oker (Y+r+b) is geel dat naar rood neigt.

In een landschap zullen de kleuren verder weg niet alleen lichter zijn, maar ook minder helder (doffer).

twee complementaire kleuren: transparant geel wassing, cobalt violet nat in nat toegevoegd. Na droging met een mengsel van violet en geel de silhouetten aangebracht. Meer violet dan geel om een donkerder toonwaarde te krijgen.

Hoe minder kleuren je gebruikt, hoe minder donker de wassing wordt en hoe minder kans je hebt om een doffe kleur te krijgen.

Water

De hoeveelheid water op je papier, in je penseel en in je verf bepalen het effect op de rand van je verfstreek. De rand van je streek varieert daardoor van erg zacht naar hard.
Als je het papier eerst nat maakt, zal verf onmiddellijk verdund worden.

verstuiver

Een verstuiver die een nevel produceert, kan helpen om het papier vochtig te houden. Zolang het papier vochtig is (je ziet een schijn op de plaats waar het papier nog vochtig is), kun je het vochtig houden. Sproei vanaf een centimeter of 20 een nevel over het papier. Wacht je tot de schijn verdwenen is, dan ben je te laat.
Sproei van het papier af, beweeg de vernevelaar in de richting van het papier, zodat de grotere druppels niet op het papier terecht komen.

Modder

Modder ontstaat als je blijft doorwerken terwijl het papier te droog wordt.
Als je natte modder hebt en je blijft eraf dan droogt deze mooi glad op. Blijf je erin roeren dan ontstaat een sterke structuur.
Als je dit overkomt, dan kun je de verf opnieuw natmaken met een verstuiver of penseel, waarna het stuk weer mooi opdroogt. Dit kan alleen zolang de verf niet te droog is.

tijd

Tijd is belangrijk. Het water verdampt, verf mengt intussen.
Breng je te natte verf op nog niet droog papier, dan ontstaan bloemkolen. Het papier zuigt het water op en het bewegende water neemt het pigment mee.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

choose another language
Chat openen
💬 Hulp nodig?
Hallo
Kan ik je helpen?