Zomer in Flieren
De fruittuin van Lingewaard begint
na de afslag, je weet, dat is de Flierensestraat.
Licht meanderend, weldadig lijvig, gul vruchtdragend,
blozend, haast het beeld van een zwangere vrouw.
Naar hofstee De Loohof! roept zo lijkt het,
de oprijlaan de bezoeker een welkom toe.
Maar links achter de bemoste zuil met opschrift Loo
– dus niet die aan de rechterkant met Hof –
rust verscholen in het hoge gras het naambord
los van zijn dragende palen: Kuijerpad
alsof die naam zijn zin al achter zich had.
De Flierensestraat loopt vrijwel evenwijdig aan
de Linge en de Leijgraaf die je vanaf de weg nergens ziet.
Wel de afwisseling van kersverse, verbouwde of opgeknapte boerderijen,
echo’s van de nieuwe, en van de oude tijd.
Huizen met statige namen op de gevel of de poort,
Sommigen omhekt, omheind of knap achter een hoge heg verborgen,
de intens groene muren prikkelen de nieuwsgierigheid.
Maar dan valt je oog op hoog- en laagstambomen,
lage kersen, zelfs onder een wit kunststof gordijn.
Op naar De Geer, zowel boerderij als winkel.
Eerst langs de Kersenhut, waar je kunt verpozen,
toch de landwinkel in op zoek naar de kersenkraam.
Daar snoep je van Kordia, Canada Giant,
Sneiders nordwunder, Johanna en de kers genaamd Van.
Nooit eerder zag je ze zo dieprood blozend,
nergens proefde je zulk een zoete pracht.
Een zachte zomer, heet het in Flieren, maakt zomervruchten extra zacht.
De Geer verlaat je met je volbeladen mand.
De Hemelstraat kies je onder openbrekende luchten,
de zware ‘ben’ afwisselend aan de ene hand en aan de andere hand.
Na een flauwe bocht stopt de tegemoetkomende ruiter,
die wijst omhoog en zegt roerloos: ‘luister…’
Je denkt: wat hoor ik? stilte fluistert.
‘De flierefluiter.’
In Flieren tel je elk geluid.